Mijn werk

Socrates

  1. Socrates leefde in de 5de eeuw voor Christus. Waarom was dit een bijzondere periode voor de stad Athene?
    Omdat athene toen in de bloeitijd zat en de pelloponesische oorlog er was
  2. Socrates zei later dat zijn “beroep” het beste te vergelijken was met het werk van een vroedvrouw. Leg uit waarom.
    Omdat je de gedachten ook moet ‘persen’
  3. Wat vind jij van het vonnis (de doodstraf) voor Socrates? Leg je antwoord uit.
    Ik vind het overdreven, want hij bracht veel wijsheid in de wereld en het is gewoon niet normaal om iemand te doden als hij gewoon irritant is

 

  1. Wat is het verschil tussen een filosoof en een sofist?
    Een sofist is een leerling van een filosoof en een filosoof brengt zijn wijsheid naar andere mensen toe
  2. Socrates zegt: “Ik weet slechts een ding en dat is dat ik niets weet”. Wat zal hij daarmee bedoelen?
    Hij bedoelt hiermee dat hij helemaal niets zeker weet
  3. Ben je het met deze uitspraak van Socrates eens? Leg ook uit waarom je het wel/niet met hem eens bent.
    Ik vind dit een rare uitspraak, want ik WEET dat ik niets weet, dan weet je toch wat
  4. “Ik ben een horzel en Athene is een traag paard”. Wat bedoelde Socrates hiermee?
    dat hij athene op steekt om meer te gaan denken over zichzelf

 

  1. Waarom werd Socrates gezien als grondlegger van een aantal filosofische stromingen?
    Hij was heel dubbelzinnig en raadselachtig
  2. Wat zou Socrates er van gevonden hebben dat Plato alles over hem opschreef – in dialoogvorm?
    (Ik snap niet helemaal wat je bedoeld met ‘dialoogvorm) ik denk dat hij het best fijn zou vinden, want hij probeert de wereld te inspireren en als je je ideeen opschrijft, kun je het ook delen met de wereld.
  3. Wat hebben de begrippen ‘vroedvrouwtechniek’ en ‘Socratische ironie’ met elkaar te maken?
    Het heeft allebei met socrates te maken
  4. Waarom werd Socrates ter dood gebracht?
    Omdat hij ‘de jeugd verpestte’ en in ‘valse’ goden geloofde
  5. Socrates wordt ook wel “de eerste moderne filosoof” genoemd. Leg uit waarom.
    Omdat hij met denken heel modern was
  6. Wat bedoelt Socrates met de uitspraak “Het enige dat ik weet, is dat ik niets weet”?
    Hij bedoelt dat hij niet slimmer is dan anderen, of dat hij niet alles wist
  7. Leg de volgende uitspraken van Socrates uit:
    “Hij die weet wat goed is, zal ook het goede doen”
    “Als we verkeerd handelen, komt dat doordat we niet beter weten. Daarom is het zo belangrijk om onze kennis te vergroten”.
    – Als je de kennis hebt over wat goed en kwaad is, zal je altijd het goede kiezen
    – Als we iets fout doen, komt het omdat we denken dat we het goed doen, en als je dat kan voorkomen, dan doe je minder fout, en je kunt het voorkomen door je kennis te vergroten.

Plato

Opdracht 1

  1. Ga bij jezelf na wat je denkt te weten (gebruik een voorbeeld).
    Dat 1+1 2 is
  2. Ga na hoe je aan die kennis bent gekomen, dit noemen we de bron van je kennis (zelf gezien, van iemand geleerd, uit je gedachtes etc.).
    Ik heb het van mijn juf geleerd op de basisschool
  3. Bedenk hoe betrouwbaar dat is. Kun je er echt niet over twijfelen? Kun je het makkelijk bewijzen aan iemand die twijfelt? Werk hierbij samen met een buur om erachter te komen hoeveel twijfels je kan hebben.
    Mijn juf lijkt mij een betrouwbare bron want ze wordt ervoor betaald om dit aan mij te leren en ik heb deze som meerdere keren herhaald en ook bevestiging van anderen gekregen.
  4. Herhaal stap 1 t/3 nog een keer, maar zorg ervoor dat je verschillende bronnen van kennis hebt.
    1. Dat ik andere mensen kan verstaan 2. Ik heb het gemerkt want ik begrijp die mensen 3. Ik denk dat dit een betrouwbare bron was want als het niet zo zou zijn, dat zou ik het ook niet denken
  5. Welke bron van kennis geeft je de meeste zekerheid?
    Ik denk mijn juf, want zij wordt ervoor betaald en ik heb bevestiging gekregen

Opdracht 2

  1. Je ziet dat er tussen de alinea’s extra ruimte is opengelaten. Bedenk voor iedere alinea een tussenkopje.
    De dood van Socrates, academie, Plato’s ideeenleer, de zintuigelijke wereld, ziel, drie delen.
  2. Bedenk een pakkende titel voor de tekst. Een goede titel is niet langer dan één zin en verwijst op een slimme of grappige manier naar de inhoud. Dus niet: “Het leven van Socrates en zijn filosofische uitgangspunten”.
    Plato’s ideenleer.
  3. Bedenk een goede repetitievraag over Socrates. De beste vraag van de klas wordt ook daadwerkelijk opgenomen in de repetitie!
    Waarom dronk socrates de gifbeker leeg

Opdracht 3

  1. Vertel het verhaal na in je eigen woorden.
    Stel nou dat je een gevangene bent in een grot voor al je hele leven en er schijnt een groot vuur achter je. elke dag komen er mensen langs die op de markt spullen willen verkopen. de gevangenen zien dan alleen de schaduwen en horen vervormde echo’s. op een gegeven moment wordt er een gevangene vrijgelaten. hij kijkt nu naar de wereld zoals hij echt is. daarna rent hij naar de grot om het aan de andere gevangenen te vertellen, maar de andere gevangenen herkennen hem niet meer. en zijn stem horen ze als een vervormde echo.
  2. Wat wil Plato met dit verhaal eigenlijk zeggen en hoe past het binnen zijn denken?
    Hij wil zeggen dat alles wat je ziet en hoort niet meteen de echte wereld is.
  3. Met de gevangene die bevrijd wordt en die terugkomt om zijn medegevangenen te vertellen over de buitenwereld loopt het niet goed af. Zijn medegevangenen zijn bang voor hem en doden hem uiteindelijk. Waarom zouden die gevangenen zo bang zijn voor wat hij te zeggen heeft?
    ze zijn bang omdat ze het niet zeker weten en ze denken dat hij liegt.
  4. Wie denk je dat die bevrijde gevangene is?
    plato
  5. Kun je een modern verhaal bedenken dat een beetje overeenkomt (dezelfde strekking heeft) met het verhaal van de grot?
    Stel nou dat je een gijzelaar bent in een kantoor voor al je hele leven en er schijnt een grote lamp achter je. elke dag komen er mensen langs die in een ander kantoor willen werken. de gijzelaars zien alleen schaduwen en horen vervormde echo’s. op een gegeven moment er een gijzelaar vrijgelaten. hij kijkt nu naar de wereld zoals hij echt is. daarna rent hij terug naar het kantoor om het aan de andere gijzelaars te vertellen, maar de andere gijzelaars herkennen hem niet meer. en zijn stem horen ze als een vervormde echo.

 

Opdracht 4

  1. Als je terugkijkt naar de bronnen van kennis bij opdracht 1. Welke bron van kennis geeft volgens Plato de meeste zekerheid?
    logisch denken
  2. Als je kijkt naar jouw antwoorden bij opdracht 1. Ben jij het dan eens met Plato? Leg uit waarom!
    Ja, want het is gewoon een betrouwbare bron
  3. Denk je dat wetenschappers tot de gevangenen behoren of juist tot de bevrijde mensen behoren? Hoe zit dat met religieuze mensen? En jijzelf? Beargumenteer telkens je antwoord!
    De gevangene want ze denken alleen dat ze het weten

 

Aristoteles

  1. Bedenk bij iedere alinea een tussenkopje van maximaal drie woorden.
    Aristoteles’ leven, Aristoteles en Plato, kritiek, vorm en materie, meerdere oorzaken, logica en sylogisme
  2. Was Aristoteles een rationalist? Leg je antwoord uit
    Nee, want hij geloofde erg veel in zijn zintuigen. Hij bestudeerde dan ook gewoon met zijn zintuigen.
  3. Leg de kritiek van Aristoteles op de ideeënleer van Plato in je eigen woorden uit.
    Plato had rare ideeen. ‘het idee paard’ was alleen een gevormt idee. De mensen konden het idee alleen hebben, nadat ze een paar paarden hadden gezien. Als ze alleen misvormde paarden hadden gezien, dan was hun ‘idee paard’ misvormt.
  4. Leg de ideeën van Aristoteles over vorm en materie uit aan de hand van zelf bedacht voorbeeld.
    Als er een paard is, dan is de vorm dat het hinnikt, best lang is, en dat het een staart heeft. Als het paard doodgaat, dan gaat de vorm weg, maar de materie bestaat nog. Alleen neemt het een andere vorm aan.
  5. Hoe denken wij tegenwoordig over de ‘doeloorzaak’?
    Wij laten hem eigenlijk gewoon weg. Wij laten het weg, omdat we niet het gevoel hebben dat objecten die niet leven (zoals de waterdruppel) echt een doel hebben. Ik denk zelf ook niet dat die waterdruppel het doel had om de dieren water te geven.
  6. Kies twee begrippen uit je begrippenlijst. Maak zelf een syllogisme.
    Als ik bevestig dat je buiten nat word, en ik bevestig dat ik buiten ben, dan word ik dus nat.

Opdracht 2
Kies drie uitspraken uit.
a. Leg de uitspraak uit. Wat bedoelt Aristoteles?
b. Met welk onderwerp, of welke soort wetenschap heeft jouw uitspraak te maken?
c. Zoek op internet de betekenis van het begrip “homo universailis” op. Geef je mening over de volgende uitspraak:
“Aristoteles was de homo universalis van de oudheid”
A.1 ik denk dat hij met ‘armoede is de vader van revolutie en misdaad’ bedoelt dat als je arm bent moet je bijna wel stelen en de revolutie komt omdat hij waarschijnlijk niet eens is met belastingverhoging want hij heeft niet zoveel geld daarvoor.
A.2 met ‘het geheim van humor is verrassing’ bedoelt hij dat als je een grap maakt op een onverwacht moment, dat hij veel leuker is dan bijvoorbeeld een mop.
A.3 met ‘één zwaluw maakt nog geen zomer’ bedoelt hij dat je niet door 1 lichtpuntje direct moet denken dat er iets door gaat gebeuren. bijvoorbeeld als je griep hebt, betekend dat niet meteen dat je doodgaat.
B.1 deze uitspraak heeft te maken met sociale wetenschappen want het gaat hier duidelijk over hoe mensen zich voelen, en wanneer ze zo boos zijn om een revolutie te starten. B.2 deze uitspraak heeft ook te maken met sociale wetenschappen, want het gaat hier ook duidelijk over wanneer mensen iets voelen. in dit geval is dat wanneer ze iets grappig vinden. B.3 dit gaat over natuurkundige wetenschappen, want er zijn altijd wel mensen of dieren die iets eerder doen (zoals deze zwaluw), maar dat betekend niet dat dat ook nog echt iets betekend zoals het aankomen van de zomer. C. ik vind van niet, want hij hield zich maar op een punt bezig, filosofie. dat maakt hem geen homo universalis.

Opdracht 4
Leg in je eigen woorden uit wat Aristoteles met Telos bedoelt. Gebruik in je antwoord een zelfgekozen begrip.
Een telos is een doel van iets om iets anders te worden. een ei word een vogel, een baby word een mens. Dat noemen we een telos.

Opdracht 5
Hoe bereik je volgens Aristoteles eudaimonia? En wat heeft dat met phronesis te maken?
Eudaimonia is een soort geluk. Dat krijg je door phronesis. Dat is eigenlijk een ander woord voor verstand. Als je dat hebt, kun je een goed mens worden en gelukkig worden.

Opdracht 6
Geef je mening over de volgende stelling:
“Aristoteles is de grootste denker aller tijden”.
Nee, want ik geloof zelf niet is waarneming, en hij doet dat wel.

Thomas van Aquino

  1. Waarom zitten ze op de schouders van resp. Plato en Aristoteles?
    Omdat ze hun werk erop hebben gebaseert.
  2. Middeleeuwse filosofen zeiden over zichzelf: “we zijn dwergen die op de schouders van reuzen zitten”. Waarom vonden ze zichzelf dwergen?
    Omdat ze niet zulke grote denkers waren als Aristoteles, Plato en Socrates.
  3. Wie zijn de reuzen?
    Aristoteles en Plato.
  4. De “dwergen” hebben ook een voordeel ten opzichte van de “reuzen”. Welke?
    Ze kunnen hun werk baseren op die van de reuzen (Plato en Aristoteles).

 2) Maak een samenvatting in je eigen woorden van de periode vanaf Aristoteles tot Thomas van Aquino. Je kan je geschiedenisboek erbij pakken.
Het christendom werd steeds groter hierdoor werden de grote griekse denkers niet meer gesteund.  Thomas van Aquino en Augustinus maakten de grote gedachten van Aristoteles en Plato christelijk waardoor ze weer werden gesteund.

3) Leg in je eigen woorden het wereldbeeld van de middeleeuwer uit. Gebruik daarbij het begrip theocentrisch.
Het wereldbeeld van de middeleeuwer was erg theocentrisch. Dat betekend dat alles om god gaat. Er zijn 13 sferen waarin planeten draaien. Er zijn op aarde 4 elementen. De sferen om de aarde heen bestaan uit een vijfde element: Ether. De god zit in de hoogste sfeer.

4) Wat vind jij van het middeleeuwse wereldbeeld?
Het klopt niet, maar het was een goeie verklaring voor wat ze toen nog maar wisten.

5) A. Wat bedoelt de maker met de optelsom in de bovenste twee plaatjes?
Grieken + christelijke leer = middeleeuwse filosofie en combineer je kennis met de kennis van vroeger.

  1. Leg in je eigen woorden de drie elementen van de middeleeuwse filosofie uit (ratio, cuctoritas en concordia)
    Ratio, is het gebruik van logica, dialectiek en analyse om de waarheid te achterhalen. Auctoritas is eerbied voor de oude filosofen. Concordia is filosofie  combineren met het christelijke denken.

6) Maak een tijdbalk over het leven van Thomas van Aquino
28 jan 1225 wordt Thomas van Aquino geboren in Napels.
Op zijn 19e werd hij dominicaan.
In 1246 ging hij in parijs studeren bij Albertus Magnus.
Op zijn 27e begon hij met lesgeven in parijs.
In 1259 begon hij met werken aan het pauselijk hof.
In 1269 gaf hij les in parijs en schreef hij zijn belangrijkste werken.
In 1274 stierf  hij.

7) Leg de grote gedachte van Thomas van Aquino (zijn “rationele systeem”) in je eigen woorden uit
Thomas van Aquino heeft geprobeert met zijn verstand (ratio) het bestaan van god te bewijzen. als (volgens aristoteles) alles een doel heeft, moet er iemand geweest zijn die dat allemaal in werking gezet. dat was dus god.

Descartes

 

  1. Waar en wanneer leefde hij?
    In de 16de en 17de eeuw, in Frankrijk.
  2. Wat kun je zeggen over de tijd waarin hij leefde?
    Dat was een tijd met veel oorlog, en het was de bloeitijd van de VOC. Het werd ook wel de gouden eeuw genoemd.
  3. Waar hield Descartes zich allemaal mee bezig? (beroep, interesses)
    Hij hield zich bezig met: oorlog, wiskunde, natuurkunde, filosofie en het geloof.

     2. Vat de denkbeelden van Descartes in je eigen woorden samen.
Het is niet te bewijzen of alles wel echt bestaat. Je kunt eigenlijk helemaal niet vertrouwen op je zintuigen. Logische kennis is ook niet te bewijzen. Er kan bijvoorbeeld een wezen zijn dat je gedachten manipuleerd. Het enige wat ik wel weet is dat ik hier over nadenk.

Nietzsche

  1. “Goed” is wat de kudde samenhoudt. “Slecht” wat haar ontbindt.
    Als het goed gaat denk je goed en als het slecht gaat denk je slecht dat is hoe een kudde bij elkaar blijft of uit elkaar gebleven word.
    (EENS. Het is inderdaad zo dat je met goed nieuws blijer en socialer bent. Met slecht nieuws ben je niet echt blij, dus dan word je ook humeuriger en dan gaat de groep uit elkaar
  2. Veel over jezelf praten kan ook een manier zijn om je te verbergen.
    Als je veel over jezelf opschept en anders voordoet dan dat je zelf bent, maakt anderen blind voor de persoon die erachter zit.
    (EENS. ze hebben gelijk. als je veel over jezelf praat, kan niemand de ware jij zien)
  3. Er bestaat een moraal van heersers en een moraal van slaven
    Deze quote (citaat eigenlijk) laat zien dat er grote verschillen zijn in de moraal van heersers, en de moraal van slaven. Met slaven, bedoelen ze hier natuurlijk slaven van het leven. mensen die vastzitten aan hun werk of hun kinderen. Met heersers bedoelen ze hier de mensen die de anderen vast laten zitten, bijvoorbeeld de bazen van de ‘slaven’. De moraal is dus heel anders.
    (EENS. ze hebben een heel ander denkbeeld. de heersers vinden de slaven maar kleine onderkruipsels, en de slaven vinden de heersers maar vervelend.)
  4. Hoe hoger je vliegt, hoe kleiner je lijkt voor de mensen die niet kunnen vliegen.
    De mensen die veel bereiken, zijn de mensen die hoog vliegen. maar als je hoog vliegt vind niemand meer dat je bij hun hoort. Dan denk je dat je hoger dan de anderen bent, maar in feite hoor je er gewoon niet meer bij.
    (EENS. Ik zelf vind ook dat de hele rijke mensen niet bij de rest horen. Toch is dit een twijfelgeval, want er zijn ook nog andere mensen die heel hoog vliegen dus dan ben je niet helemaal alleen)
  5. Er zit meer verstand in uw lichaam, dan in uw beste wijsheid.
    Gebruik je lichaam om keuzes te maken. Niet je kennis. Als jij het ene gewoon leuker vind dan het andere dan moet je het ene kiezen. Je moet dus gewoon je hart volgen.
    (EENS. Volg altijd je hart)
  6. De angst is de moeder van de moraal.
    De moraal (de gedachtes over goed en slecht) worden gevormd door angst. Als je iets eng vind, dan vind je het automatisch slecht. Als je dus bijvoorbeeld een spin eng vind, dan vind je hem ook slecht.
    (GEMIXT. Veel moralen worden gevormt door angst. Toch ook veel weer veel niet. Dat maakt het erg moeilijk)
  7. Er bestaan geen feiten alleen interpretaties.
    Niks is een feit. Er zijn alleen interpretaties. Dat zijn opvattingen over hoe je iets ziet. Bijvoorbeeld: Hij is mooi. Hij is helemaal niet mooi, je vind hem alleen mooi. Dat is een interpretatie, geen feit.
    (ONEENS. Dit klopt niet helemaal aangezien 1+1 nog steeds 2 is. Dat is dus geen interpretatie)
  8. We hebben kunst om niet aan de waarheid te sterven.
    Wij hebben het talent om even van de realiteit te ontsnappen. Om even in een droomwereld te komen. Dan ga je niet dood aan de waarheid, omdat je even ontsnapt.
    (ONEENS. Je kunt niet heel goed aan de waarheid ontsnappen. Je kunt natuurlijk wel gaan dromen, maar soms is de waarheid te hard.)

 

Plaats een reactie